Vanwege zijn in 1924 gepubliceerde 'Manifeste du Surréalisme' wordt de dichter André Breton gezien als grondlegger en theoreticus van het surrealisme als kunststroom. Dit geschrift, dat in 1929 een vervolg zou krijgen, was de vrucht van vijf jaar proefnemingen met het automatische schrijven -rechtstreeks uit het onderbewuste- en met de hypnotische slaap. Maar al in 1917 was het Guillaume Apollinaire (1880-1918), die de volgende uitspraak deed: 'Toen de mens het lopen wilde imiteren vond hij het wiel uit, dat nauwelijks op een been lijkt. Zo was hij zonder het te weten een surrealist.' Hiermee was hij de eerste, die van het woord 'surrealisme' gewag maakte en er tegelijk betekenis aan gaf.
Ook zou het dezelfde Apollinaire zijn, die Breton in contact bracht met de dichter Philippe Soupault (1897-1990), Daarmee zou Breton in 1920 'Les Champs magnétiques' (Magnetische velden) uitgeven, het eerste surrealistische literaire werk, dat zich kenmerkt in dat het opgeschreven werd vanuit het onderbewuste, door middel van de vrije associatie om zo de mens compleet te laten zijn. Hierin worden dromen en werkelijkheid, intuïtie en logica met elkaar vermengd. Die methode kwam mede voort uit interesse in de contemporane publicaties van de psycho-analyst Sigmund Freud, waarin deze het belang van het onderbewuste aangaf. Breton en Soupault schreven dit werk zelfs nog voordat vier jaar later Tristan Tzara (1896-1963) de dood van de beweging dada verklaarde en Breton zijn Manifest schreef, het feitelijke begin van het surrealisme.
Andere wereld, nieuwe werkelijkheid
Dada, ontstaan na de Eerste Wereldoorlog, was een politiek geëngageerde, maatschappij-kritische beweging van kunstenaars, die zich afzetten tegen de gevestigde orde. Ze geloofden dat rationaliteit en de dwang tot vooruitgang de wereld in oorlog had gedompeld. In de dichtkunst mondde dit uit in o.a. klankgedichten. Het surrealisme zou het niet-rationele en de persoonlijke expressie hiervan overnemen.
Surrealistische werken trachten daarom vaak een andere wereld te tonen, die geheel anders is dan de werkelijkheid, wat leidde experimenten in de vorm van o.a. 'cadavre exquis', waaraan meerdere dichters meewerkten zonder dat op de hoogte te zijn van wat de anderen geschreven hadden, en het woord(en)spel. Zo werd er met taal een nieuwe relatie tot de werkelijkheid gecreëerd, bijvoorbeeld door droombeelden als model voor de nieuwe werkelijkheid te geven.
Pour demain
Vous que le printemps opéra
Miracles ponctuez ma stance
Mon esprit épris du départ
Dans un rayon soudain se perd
Perpétué par la cadence
La Seine au soleil d'Avril danse
Comme Cécile au premier bal
Ou plutôt roule des pépites
Vers les ponts de pierre ou les cribles
Charme sûr La ville est le val
Les quais gais comme un carnaval
Vont au devant de la lumière
Elle visite les palais
Surgis selon ses jeux ou lois
Moi je l'honore à ma manière
La seule école buissonnière
Et mon Silène m'enseigna
Cette ivresse couleur de lèvres
Et les roses du jour aux vitres
Comme des filles d'Opéra.
(Uit: Feu de joie, 1920)
Tot het literaire surrealisme behoren, naast Breton en Soupault, o.a. Louis Aragon (1897-1982), Paul Éluard (1895-1952), René Crevel (1900-1935), Benjamin Péret (1899-1959), Pierre Unik (1909-1945) en Robert Desnos (1900-1945). Ook beeldende kunstenaars, als Hans Arp (1887-1966) en Kurt Schwitters (1887-1948), maakten gebruik van dit media. Werk uit bepaalde periodes van de Spaanse dichter >>Federico García Lorca (1898-1936) en van andere exponenten van de >>'Generación '27' kunnen beschouwd worden als surrealistisch. Een land als Italië vindt ermee aanknopingspunten in het werk van o.a. Alberto Moravia (1907-1990) en Zuid-Amerika in dat van Jorge Luis Borges (1899-1986).
In Nederland is het surrealisme vooral tot uiting gekomen dankzij >>Theo van Doesburg (1883-1939) in automatisch geschreven gedichten uit de bundel 'Het andere gezicht' (1926). Ook in het werk van >>Paul van Ostaijen (1896-1928) en >>Hendrik de Vries (1889-1989) is het surrealisme merkbaar. Inspirator van een latere surrealistische beweging in Nederland was Gertrude Pape (1907-1988), die tussen 1941 en 1944 samen met haar echtgenoot en tevens dichter Theo van Baaren (1912-1989) het surrealistische tijdschrift 'De Schone Zakdoek' uitgaf -overigens met de oplage van slechts één exemplaar per editie. Medewerkers aan dat tijdschrift waren o.a. Leo Vroman (1915-2014) en Cees Buddingh (1918-1985).
Ook de 'Vijftigers' voelden zich aangetrokken door het spontane en vonden dat elke esthetische conventie vrijheidsbelemmerend werkte. Ze werden hierin voor een groot deel beïnvloed door het surrealisme.
Afbeeldingen: André Breton met Louis Aragon; Guillaume Apollinaire, voorbeeld van een 'cadavre exquis'; Philippe Soupault; Gertrude Pape en Theo van Baaren.