Anthony Kok en 'De Stijl'

Antony Kok is bij de meeste literatuurliefhebbers bekend als medeoprichter van het kunsttijdschrift De Stijl en hooguit als de auteur van één enkel gedicht: 'Nachtkroeg'. Dat laatste komt door Paul Rodenko, die het gedicht in 1954 opnam in een bloemlezing uit de poëzie der avant-garde: 'Nieuwe griffels schone leien'. Kok was daar toen erg blij mee -hij had er zich eigenlijk al bij neergelegd dat zijn literaire werk in de vergetelheid zou raken.

Anthony Kok werd in 1882 geboren in Rotterdam maar groeide voornamelijk op in Maasbree. In 1899 ging hij in navolging van zijn vader bij de Staatsspoorwegen werken, eerst als klerk-telegrafist in Den Bosch en later in Tilburg als chef-commies. Hier ontmoette hij in 1914 Theo van Doesburg, die toen militaire dienst deed en terwijl in buurlanden de Eerste Wereldoorlog woedde aan de Belgische grens gelegerd was.

Briefwisseling
Toen Van Doesburg in september 1915 werd overgeplaatst naar Utrecht bleef Kok contact met hem onderhouden via een briefwisseling, die tot de dood van Van Doesburg in 1931 zou duren. Kok vroeg hem daarin ook regelmatig om commentaar op zijn gedichten. Die waren meestal erg positief. In 1917 kon het gedicht 'Reuk-enagram' op veel waardering van Van Doesburg rekenen, iets wat Kok ertoe bewoog het gedicht naar tijdschriften te sturen, waaronder naar 'De Beweging'. Omdat hij daar echter geen antwoord op kreeg verzocht hij om het gedicht maar terug te sturen.

De Stijl
Omdat Van Doesburg zelf dezelfde problemen ondervond werd in 1920 besloten tot het oprichten van het tijdschrift 'De Stijl'. Daar zouden echter uiteindelijk slechts twee gedichten van Antony Kok in worden opgenomen, en dan nog in door Van Doesburg gewijzigde versies. In 1921 gebeurde dat met 'Stilte + stem (Vers in W)' en in 1923 met 'Nachtkroeg', een gedicht dat acht jaar eerder al door Kok werd geschreven. Beide gedichten bestaan uit klanknabootsende woorden en werden door Van Doesburg beschouwd als een grote vernieuwing van de dichtkunst. Ook Kurt Schwitters nam het gedicht 'Stilte + stem (Vers in W)' op in het Dadaïstische tijdschrift, 'Merz' (zie hiernaast).

Toch is Antony Kok nooit echt een dichter met grote ambities geweest -zijn passie lag meer bij muziek en beeldende kunst. In tegenstelling tot Van Doesburg heeft hij de ideeën doelstellingen, die hij met hem en Piet Mondriaan gemeen had en die ze samen in een manifest over literatuur vastlegden, nauwelijks kunnen waarmaken.

Het gedicht 'Annie' (1912) is het oudst bekende gedicht van Anthony Kok. Hij schreef het vanwege de geboorte van de dochter van een collega bij de spoorwegen.

Annie

Wit viooltje,
bevend,
bang.

Rozenknopje,
klokje
klang.

Gouden kelkje,
geurend
rein.

Zingend lichtje,
stralend,
fijn.

Zonnewichtje.
Hemel,
dauw.

Blank gezichtje.
Oogjes
blauw.

Handjes, voetjes,
mondje
klein.

Heerlijk blondje.
Engel
zijn.

Ook Kok's gedicht 'De wisselwachter' werd overigens gepubliceerd, in het tijdschrift 'Holland Express' in 1917. De strofen werden echter niet in de juiste volgorde afgedrukt, wat het gedicht onbegrijpelijk maakte.

Het enige bekende gedicht na Kok's productieve periode tussen 1915 en 1923 is 'Kerkhof Bredaseweg', uit 1946. Wel schreef Kok van 1917 tot aan zijn dood in 1969 duizenden aforismen, die hij met enige regelmaat ook weer verbrandde. Toch zijn er velen nagebleven. Schriftjes, die hij ermee samenstelde, zijn tegenwoordig te vinden in het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag. In 1981 werden er een aantal van uitgegeven in het boekje 'Ik ben maar zelden goed bij stem'.