Hans Lodeizen, postume voorloper

Dichter Hans Lodeizen liet in 1950 zijn eerste bundel 'Het innerlijk behang' het licht zien. Lang kon hij echter niet van zijn debuut genieten. Hij leed aan leukemie en zou datzelfde jaar in een sanatorium in Lausanne daaraan overlijden. Ondanks zijn kleine productie -in 1969 kwam nog zijn 'Nagelaten werk' uit- heeft hij grote invloed gehad op zijn tijdgenoten, de Vijftigers, en generatiesdichters, die na hem kwamen. In 1951 kreeg hij postuum de Jan Campertprijs toegekend.


Jeugd en leven
Lodeizen werd in 1924 geboren in een rijke familie -zijn vader was de directeur van de internationale handelsmaatschappij Müller & Co. Zijn jeugd werd voor een groot deel bepaald door astma. Zo kon hij nooit met vriendjes op straat spelen, waardoor hij een eenzaam kind was. Ondertussen bestudeerde hij mieren in de tuin en verslond hij boeken uit de grote bibliotheek van zijn vader. Tijdens zijn puberteitsjaren ontdekte hij dat hij op jongens viel, iets wat in die tijd absoluut onbespreekbaar was in een calvinistisch land als Nederland. Dat versterkte zijn eenzaamheid.

Door nog meer te lezen dan hij al deed trachtte hij meer over zichzelf te weten te komen. Ondertussen begon hij gedichten te schrijven oim zo meer vat op zijn bestaan te krijgen. Zijn eerste gedichten waren traditioneel.

In 1943 slaagde hij voor zijn eindexamen aan het Haagsche Lyceum, waarna hij in Leiden rechten ging studeren. Niet lang daarna zou hij overstappen naar biologie en in 1946 naar de Verenigde Staten gaan om daar in Amherst, de geboorteplaats van Emily Dickinson, aan de universiteit college te lopen. In die periode zou zijn poëzie een eigen vorm en stijl vinden. Opvallend is dat dat samenviel met de zelf-acceptatie van zijn sexuele geaardheid, wat mede te maken heeft gehad met dat hij o.a. de dichter en latere Pulitzer prijswinnaar James Merrill (1926-1995), ook homosexueel, zou leren kennen.

In 1948 keerde hij naar Europa, om de laatste maanden van zijn leven in een sanatorium in Lausanne te slijten.

Werk
In maart 1950 kwam zijn dichtbundel 'Het innerlijke behang' uit, een keuze uit de gedichten, die hij in zijn Amerikaanse jaren schreef. Ze zijn sterk autobiografisch en romantisch, en verlangen naar een andere wereld, waarin voor homoseksuelen als hij plaats zou zijn. Zo schreef hij: ‘-o – mijn vriend – deze wereld is niet de echte’. Hij verwerkte zijn gedichten daarbij zelden in rijmvorm, en ze waren eerder ritmisch dan metrisch. Ze moesten voor hem eerder als muziek in de oren klinken.

De kwaliteit van zijn werk viel meteen op bij o.a. Jan Greshoff, die er een lovende kritiek over schreef in Het Vaderland. Ook vonden de gedichten van Lodeizen, in een voor die tijd unieke combinatie van vorm en inhoud, meteen waardering onder dichtende tijdgenoten als de Vijftigers, die hem zagen als een soort voorloper. Zo nam Simon Vinkenoog hem op in zijn bloemlezing 'Atonaal' (1951), experimentele poëzie van Noord- en Zuid-Nederland.

Zo zou Lodeizen, zij het postuum, als een komeet voortsnellen. Een eerste verzamelbundel 'Het innerlijk behang en andere gedichten' verscheen al in 1952. In datzelfde jaar kwam ook 'Gedichten' uit, samengesteld door J.C. Bloem, Jan Greshoff en Adriaan Morriën. In de jaren zestig zou met zijn makkelijk aansprekende gedichten, vol zeggingskracht, ontroering en een tikje rebelsheid in de trant van de 'Beat Generation', een lieveling worden van de jeugd.