Federico García Lorca, slachtoffer van het fascisme

De Spaanse dichter Federico García Lorca werd aan het begin van de Spaanse burgeroorlog gefusilleerd door de Nationalen, tegenstanders van de Spaanse republiek. Daarmee kwam vroegtijdig een einde aan het leven van één van de grootste dichters, die Spanje ooit gekend heeft. Pas in 1975, na de dood van Franco, werd zijn werk in ere hersteld.

In de dertiger jaren van de vorige eeuw had de Tweede Republiek vele Spanjaarden hoop gegeven op een rechtvaardigere toekomst. Dichter Federico García Lorca was één van hen. Hij had het altijd al in woord en daad opgenomen op voor de sociaal zwakke klassen in Spanje. Maar het land was verdeeld; nog altijd waren er conservatieve elementen, die wachtten op een kans om alles terug te draaien en wraak te nemen op degenen, die binnen de republiek hun kop uit hadden gestoken. Zulke mensen was het ook een doorn in het oog dat iemand als Lorca te koop kon lopen met zijn homosexualiteit. Op 16 augustus 1936, vlak na het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog, werd hij opgepakt. Drie dagen later zou hij zonder vorm van proces vlakbij Granada gefusilleerd worden.

Jeugd en vroege werk
García Lorca (1898-1936) was zoon van een boer en een onderwijzeres. Hij groeide op in Fuente Vaqueros, een dorp in de provincie Granada (Andalusië). Het was zijn moeder, die al jong zijn belangstelling wekte in de volksverhalen en –liedjes, die later in zijn gedichten zouden terugkomen.

In 1909 verhuisde het gezin naar Granada. Daar voltooide Federico de middelbare school en ging studeren aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Granada. Hij zou daarin wel afstuderen, maar het beroep nooit uitoefenen. Al vroeg was zijn voorkeur voor de literatuur duidelijk geworden. In 1918 debuteerde García Lorca dan ook, met ‘Impresiones y paisajes’, waarna hij in 1920 zijn eerste toneelstuk schreef, ‘El maleficio de la mariposa’. Aanvankelijk had die weinig succes. In 1921 werden ook zijn eerste gedichten gepubliceerd in’ Libro de poemas’.

Generación del 27
In 1919 verhuisde Lorca naar Madridd, waar hij in contact kwam met kunstenaars als cineast >>Luis Buñuel (1900-1983), schilder Salvador Dalí (1904-1989) en componist >>Manuel de Falla (1876-1946). Die inspireerden hem om ook een stap te zetten in de beeldende kunsten. In 1927 werd het resultaat daarvan geëxposeerd in Barcelona. In dat jaar deed Lorca ook een tweede poging in het theater met ‘Mariana Pineda’. Salvador Dalí maakte de decors voor de première. De recensies waren nu lovend en ook het publiek kon het waarderen.

Lorca had in Madrid ook de dichters Rafael Alberti (1902-1999), Dámaso Alonso (1898-1990) en Pedro Salinas (1891-1951) kennen. Daarmee wisselde hij indrukken uit. In 1927 kwam ook de zg. >>‘Generación del 27’ (Generatie van ’27) van de grond, een zeer ruim opgezette groep van met elkaar bevriende kunstenaars, die dan ook alle kunsten behelsde, maar vooral bekend is geworden vanwege het gehalte van zijn dichters: de eerder genoemde Rafael Alberti, latere nobelprijswinnaar >>Vicente Aleixandre (1898-1984), Dámaso Alonso, Jorge Guillén (1893-1984)... Het zwaartepunt lag in Madrid, maar er waren ook enkele oplevingen in andere Spaanse steden, als Sevilla, Málaga en Barcelona.

Inspiratie
In het werk van Federico García Lorca komt zijn andalusische afkomst steeds weer tot uiting. De volksverhalen en muziek uit die streek en ook de zigeunercultuur, die vooral in het zuiden van Spanje erg dominant was, is voor hem aldoor een bron van inspiratie geweest. Zijn poëzie is dan ook een afspiegeling van die oude tradities, die in een moderne jas zijn gestoken, gebruik makend van de nieuwe stijlen van de periode, waarin hij leefde. Ook de poëzie van de zg. ‘Generación del 98’, ook wel de ‘Edad de Plata’ (Zilveren tijd) genoemd, was daarin een wegbereider. Daarmee was Lorca opgegroeid.

Het beroemste werk van García Lorca is ‘Romancero gitano’ (1928). Het werd geschreven rond het thema van de 'gitanos', zoals de zigeuners in Spanje genoemd worden, en schept een mythisch beeld van het Andalusië van die periode. Tevens betreurt de tekst dat een oude cultuur als die van de zigeuners steeds meer wordt opgenomen door de burgerlijke maatschappij. De invloed van de componist Manuel de Falla, die ook al in zijn composities teruggreep naar typisch Spaanse elementen in de muziek, speelt er een belangrijke rol in. Nog altijd kent deze bundel een grote internationale weerklank.

Salvador Dalí
De surrealistische schilder Salvador Dalí was één van de beste vrienden van Lorca. Voor hem schreef Lorca ‘Oda a Salvador Dalí’, blijk van zijn meer dan slechts een Platonische liefde voor hem. Dalí, wiens geaardheid in die tijd niet duidelijk was, is nooit op Lorca's avances in gegaan. In 1929, nadat hij met Buñuel de film ‘Un chien andalou’ had gemaakt, brak Lorca met hem, omdat hij de film beschouwde als een aanval op zijn persoon.

In datzelfde jaar reisde Lorca naar New York. Naar aanleiding daarvan schreef hij zijn ‘Poeta en Nueva York’ (Dichter in New York). Toen hij twee jaar later -na ook in Cuba te zijn geweest- thuiskwam was de >>Tweede Spaanse republiek een feit en werd Lorca door het nieuwe Ministerie van Cultuur benoemd tot directeur van het staatstheater ‘La barraca’. Daar kreeg hij alle kans om zijn visie op het theater verder te ontwikkelen. In die periode schreef hij ook o.a. zijn bekende toneelstuk ‘Bodas de sangre’ (Bloedbruiloften).

Spaanse Burgeroorlog
Lorca zag zichzelf ondertussen als een representant van alle Spanjaarden. Hij was niet alleen bevriend met degenen, die de republiek steunden, maar ook met bv. iemand als Primo de Rivera, de oprichter en leider van de Spaanse Falange, die Franco zou steunen. Toen dus Lorca in zijn eigen Granada van een welverdiende vakantie genoot en tegelijkertijd de Spaanse Burgeroorlog uitbrak maakte hij zich allerminst druk. Hij werd daar echter na enkele dagen opgepakt en vervolgens ergens tussen Viznar en Alfacar gefusilleerd. Alle bewijsmateriaal werd vernietigd, maar het kan haast niet anders dan dat de gouverneur van Granada, Valdés Guzmán, daar de opdracht toe heeft gegeven.

Pas in 2009 werd het massagraf, waarin hij werd begraven, geopend. Inmiddels is Lorca´s geboortehuis in Fuente Vaqueros een museum geworden, waar veel over zijn werk en leven terug gevonden worden. Op de plaats waar hij werd geëxecuteerd ligt nu een park, ‘Parque García Lorca’, met een monument voor één van de grootste dichters van onze tijd, die helaas één van de eerste slachtoffers was van het opkomende fascisme in Europa.

Foto's: (van boven naar beneden) Federico García Lorca; de Generatie van 1927; Vicente Aleixandre; Manuel de Falla; screen shot van de film 'Un chien andalou' (1929); Lorca in New York; fusillade in de Spaanse Burgeroorlog