De bevlogen voordrachten van Tsjebbe Hettinga

Omdat hun taalgebied klein is kunnen Friese dichters niet gauw op een breed publiek -en grote bekendheid- rekenen. De keuze om in het Fries te schrijven is dan ook lang verbonden geweest met de Fryske beweging, ontstaan in de 19de eeuw en in de 60 jaren van de vorige eeuw gepolitiseerd. Het 'Fries zijn' is daarbij een veel terugkerend thema. De dichter Tsjêbbe Hettinga kan binnen die context geplaatst worden. Hij wist echter de aandacht van ver buiten Friesland op zich te vestigen -en met hem op de Friese poëzie in het algemeen- mede dankzij zijn bevlogen poëzieperformances.

Hettinga werd in 1949 geboren in een boerengezin in het Friese Burgwerd. Als kind was hij al slechtziend en uiteindelijk zou hij vrijwel blind worden. In 1970 debuteerde hij met het gedicht 'Forsyk' ('Verzoek') in het literaire tijdschrift 'Trotwaer' -hij kon toen nog lezen met een leesloep, maar sprak ook al in op een casetterecorder. In datzelfde jaar won hij ook voor het eerst de 'Rely Jorritsmapriis', een prijs voor ongepubliceerde poëzie. Dat zou hij in 1971 en 1987 herhalen.

Zijn eerste dichtbundel, 'Yn dit lân', werd drie jaar later onder eigen beheer gepubliceerd. Daarin werd -zoals te verwachten- het Friese landschap bezongen, maar kregen ook thema's als vergankelijkheid, heimwee, dood en liefde een plek. Weer een jaar later, in 1974, raakte Hettinga als redactielid betrokken bij het literaire tijdschrift 'Hjir', uitgegeven met steun van de provincie Friesland. Ondertussen studeerde hij tot 1986 Nederlands en Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkte hij daar als opnametechnicus in de blindenbibliotheek.

Muzikaliteit
Vanwege zijn blindheid had Hettinga de gewoonte om zijn gedichten uit het hoofd voor te dragen, en dat deed hij in combinatie met muziek. Daarbij had hij, behalve podiumgevoel, een stem die het publiek wist te bereiken en een groot impoviserend vermogen, een grote muzikaliteit in zijn poëzie, die in voordracht het beste tot zijn recht kwam. Zelf vergeleek hij graag zijn voordrachten met jazzsaxofoonsolo’s, die ook niet zomaar van papier gespeeld worden -hij speelde dat instument.

Op poëzieavonden werd Hettinga zo een geziene gast, en uiteindelijk op steeds grotere evenementen, als het Frysk Festival, de schrijverstoernee ‘Skipperslatyn’ en het Fries straatfestival in Leeuwarden. Zo zou hij gaandeweg meer en meer aandacht van buitenaf trekken, wat erin resulteerde dat hij in 1993 werd hij uitgenodigd voor een optreden op de Frankfurter Buchmesse. Dat zou de uiteindelijke doorbraak betekenen naar een breder publiek -voor Hettinga zelf en voor de Friese literatuur in het algemeen.

Twee jaar later werd hij uitgenodigd voor de Nacht van de poëzie in Utrecht. Dat optreden maakte een grote indruk op het publiek. De tweetalige bundel, 'Vreemde kusten / Frjemde kusten ', die datzelfde jaar werd uitgegeven, kreeg dan ook een groot onthaal. Niet lang daarna volgden evenementen in Brussel, Barcelona, Berlijn, Londen en Vancouver. Ook in de zomer van 2007 op het 'Festival Internacional de Poesia' van Medellín vierde Hettinga successen.

Bundels met de voordrachten op CD's
In de jaren negentig kwam Hettinga met verschillende bundels met CD's, waarbij gebruik werd gemaakt van de aantrekkingskracht van zijn voordracht. Tevens was in die periode zijn poëzie volwassen geworden: ze vertoonde een grotere vormvastheid, de strofebouw werd regelmatig en de toon in zijn gedichten werd consequent. Dat werd nu samengebracht met een beeldkracht en klankwerking, die zijn poëzie een enorme kracht gaf. Volgens de schrijver en filosoof Jabik Veenbaas wist Hettinga ook een persoonlijke mythologie te scheppen, waarin hij met metaforische beelden de oorsprong, het wezen en het eind van het verlangen en de drift wist te vangen.

Fannacht sil it foar ivich nacht wêze, no't in maitiid
Yn de broaze spegels fan it oantinken it ljocht ûntfalt
En eagen brekke yn in holle, yn in wynstille
Pleats, dêr't, in bline planeet allyk, in siel yn omslingeren
Dy't de doarren tichtklapt fynt, finsters mei hynstehûden
Blynkape; bientige fingers, dy't rikke nei in fjild fol
Bloedreade soerstâlen, betaaste it tsjustere stof
Fan fermôge hoannebalken op de lêste grissels fan
It ljocht; en ûnder 'e pannen mei de deade fûgels
Kreaket, stiller as de spinnen yn har webben fan inket,
In byntwurk dat syn grûn fynt yn in seesâlte ierde.

Citaat uit: 'It Faderpaard' (Vreemde kusten / Frjemde kusten, 1995)

Dit gedicht, 'Het vaderpaard' in het Nederlands, bestaat uit twee keer zeven strofen van elf regels en is een hommage aan de vader van de dichter, Piter Mewis Hettinga, die paardenliefhebber was en ook in die dieren handelde. De anekdote gaat dat hij een lievelingspaard had, de hengst Bernlef. Dat paard werd keer op keer verkocht om vervolgens weer teruggekocht te worden. De laatste keer dat dat gebeurde was dat door de familie om de vader naar zijn laatste rustplaats te brengen: Bernlef trok de lijkwagen.

Hettinga´s werk werd vertaald in het Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. Zelf vertaalde hij werk van Dylan Thomas, Derek Walcott en Walt Whitman naar het Fries. In 2001 ontving hij de prestigieuze 'Gysbert Japicxpriis' voor zijn bundel 'Fan oer see en fierder'. In 2016 maakte de Friese regisseur Pieter Verhoeff een documentaire over Hettinga onder de titel 'Yn dat sykjen sûnder finen' (In dat zoeken zonder vinden).

In 2013 overleed hij in Leeuwarden aan de ziekte van Kahler, een vorm van beenmergkanker. Zijn laatste bundels waren 'Equinox' (2009) en 'Oan leech en Sted Niks foarby / Aan schor en Stad Niks voorbij' (2010).

Vannacht zal het voor eeuwig nacht zijn, nu een lente in / De broze spiegels van het aandenken het licht ontvalt en / Ogen breken in een hoofd, in een windstille hoeve, / Waarin, een blinde planeet gelijk, een ziel rondslingert die / De deuren dichtgeklapt vindt, vensters met paardehuiden / Geblindeerd; knokige vingers, die reiken naar een veld vol / Bloedend rode zuring, betasten het duistere stof / Van vermolmde hanebalken op de laatste korrels van / Het licht; en onder de pannen met de dode vogels / Kraakt en kreunt, stiller dan de spinnen in hun webben van inkt, / Een bintwerk dat zijn grond vindt in een zeezoute aarde. 

(Nederlandse vertaling door Tsjêbbe Hettinga en Benno Barnard)