Het 'onophoudelijke denken' van Fernando Pessoa

Overdag was hij handelscorrespondent en free-lance vertaler, 's nachts leidde de Portugese dichter Fernando Pessoa het werkelijke leven, te vinden in zijn poëzie en proza. Misschien daarom dat hij nooit is getrouwd, al schijnt hij een -waarschijnlijk platonische- relatie te hebben gehad met zijn secretaresse. Pessoa koesterde echter de literatuur als het hoogst bereikbare, en het dagelijkse als een middel daartoe. Desondanks is tijdens zijn leven slechts één dichtbundel verschenen, 'Mensagem' ('Boodschap') -een jaar voor zijn dood.

Fernando Pessoa (1888–1935) schreef vooral niet in eigen naam maar creëerde liever een spel, waarin hij de karakters en levens uitwerkte van heteronieme schrijvers. Elke heteroniem had zijn geheel eigen wereld, waarin deze zelfs kritieken en recensies schreef over het werk van de anderen. Het geheel van deze karakters werd gevormd door de persoon van Pessoa zelf.

Een korte biografie
Fernando Pessoa werd geboren in 1888 in Lissabon. Zijn vader was muziekcriticus en ook zijn moeder was cultureel ontwikkeld. Nadat zijn vader in 1893 aan tuberculose overleed, hertrouwde deze laatste twee jaar later met een legercommandant, die een jaar later benoemd zou worden tot de Portugese consul in Durban (Zuid-Afrika). Zo zou Fernando van jongs af aan met de Engelse taal in aanraking komen, en met het werk van o.a. Shakespeare, Lord Byron, Keats, Dickens en Poe. Zijn allereerste schreden op het pad van de literatuur waren dus in het Engels, en nie eens zozeer in het Portugees.

In 1905 keerde Pessoa terug naar Lissabon om daar bij twee tantes in te trekken en literatuur te gaan studeren. In die periode maakte hij kennis met de Franse symbolisten en de grote Portugese schrijvers uit de 16de en 19de eeuw. Hij stopte echter al spoedig met zijn studie, trachtte een drukkerij op te zetten en besloot in 1908 om freelance vertaler en handelscorrespondent te worden. Die activiteiten zou hij voor de rest van zijn leven blijven doen, terwijl ondertussen in zijn vrije tijd zijn literaire werk hem geheel zou opeisen -zozeer zelfs dat het, naar eigen zeggen, de totale eenzaamheid van hem zou verlangen. Dit zelfgezochte isolement zag hij afwisselend als zijn roeping en zijn lot. Hij zei zelf daarover dat het de eenzaamheid was van iemand die te ver is voorgeraakt op zijn reisgenoten.

De heteroniemen, het spel van karakters en ideeën dat Pessoa creëerde, hadden een reden. Pessoa was zich namelijk zeer bewust van zijn gespletenheid, en leed onder een probleem dat hij zelf omschreef als het 'onophoudelijke denken'. Om daaruit enigszins te kunnen ontsnappen riep hij andere 'auteurs' in het leven: Alberto Caeiro, Ricardo Reis, Álvaro de Campos... Naast deze drie van zijn bekendste heteroniemen waren er nog meer dan twintig anderen', waaronder Bernardo Soares, de 'auteur' van het 'Boek der rusteloosheid', waarin Pessoa zijn werksituatie beschreef.

Ondanks dat nooit iemand hem dronken schijnt te hebben gezien was de drank zijn andere uitlaatklep. Zelfs zodanig dat hij het een alcolholvergiftiging was waaraan hij in 1935 zou sterven. De laatste versregel uit zijn allerlaatste gedicht 'Há doenças piores que as doenças' is wat dat betreft veelzeggend: 'Dá-me mais vinho, porque a vida é nada'*.

Literaire nalatenschap
Tijdens zijn leven publiceerde Pessoa met mondjesmaat. Behalve de dichtbundel 'Mensagem', die in 1934 van zijn hand uitkwam, publiceerde hij in het jaar 1915 in 'Orpheu'. Dat was een literair tijdschrift dat hij in datzelfde jaar met Mario de Sa-Carneiro (1890-1916) en enkele andere Portugese modernistische schrijvers en dichters had opgericht. De bedoeling was om het driemaandelijks uit te geven, wat echter slechts twee maal lukte. Het derde nummer werd wel voorbereid maar vanwege geldgebrek nooit gedrukt.

De rest van Pessoa's literaire nalatenschap bestond uit 27.000 manuscripten, die na zijn dood in een kist werden gevonden. Ze waren in een nagenoeg onleesbaar handschrift geschrevent op losse vellen, caférekeningen, kranten en zelfs op  toiletpapier. Daaronder bevonden zich behalve proza en poëzie ook drama, politieke en sociologische pamfletten en essays.

Quando vier a Primavera,
Se eu já estiver morto,
As flores florirão da mesma maneira
E as árvores não serão menos verdes que na Primavera passada.
A realidade não precisa de mim.

Sinto uma alegria enorme
Ao pensar que a minha morte não tem importância nenhuma.

Se soubesse que amanhã morria
E a Primavera era depois de amanhã,
Morreria contente, porque ela era depois de amanhã.
Se esse é o seu tempo, quando havia ela de vir senão no seu tempo?
Gosto que tudo seja real e que tudo esteja certo;
E gosto porque assim seria, mesmo que eu não gostasse.
Por isso, se morrer agora, morro contente,
Porque tudo é real e tudo está certo.

Podem rezar latim sobre o meu caixão, se quiserem.
Se quiserem, podem dançar e cantar à roda dele.
Não tenho preferências para quando já não puder ter preferências.
O que for, quando for, é que será o que é.**

(Uit: 'Poemas Inconjuntos' In Poemas de Alberto Caeiro. Fernando Pessoa. Lissabon, Ática, 1946)

Afbeeldingen (van onder naar boven):  
1. Portret van Fernando Pessoa;  
2. Beeld uit 1988 van de dichter voor het café 'A Brasileira' in Lissabon, dat hij veelvuldig bezocht;
3. Pessoa onderhield jarenlang een correspondentie met de Britse dichter en schrijver Aleister Crowley (1875-1947), die vooral bekend is geworden van occulte geschriften -in het bijzonder 'The Book of the Law', hem naar eigen zeggen gedicteerd door een geest. Pessoa zelf voelde zich erg aangetrokken tot het mystieke. Zelfs voor elk van zijn heteroniemen had hij een horoscoop gemaakt. In 1930 ontmoetten ze elkaar in Lissabon. Op deze foto zijn ze te zien, verwikkeld in een schaakspel.

Noten:
* Geef me meer wijn, want het leven is niets

** Wanneer de lente komt / En als ik dan al dood ben / Zullen de bloemen nog net zo bloeien / En de bomen niet minder groen zijn dan in het vorige voorjaar. / De werkelijkheid heeft mij niet nodig.

Een enorme vreugde voel ik / Bij de gedachte dat mijn dood geheel onbelangrijk is

Als ik wist dat ik morgen zou sterven / En het was overmorgen lente, / Zou ik tevreden sterven, omdat het overmorgen lente was. / Als dat haar moment is, wanneer zou ze anders moeten komen dan op haar moment? / Ik hou ervan dat alles werkelijk is en zoals het moet zijn; / Daar houd ik van, omdat het ook zo zou wezen als ik er niet van hield. / Daarom, als ik nu zou sterven, stierf ik tevreden, / Want alles is werkelijk en alles is zoals het zijn moet.

Ze mogen Latijn bidden boven mijn kist, als ze dat willen. / Als ze willen mag men er omheen dansen en zingen. / Het maakt me niet uit wanneer het me toch niet kan uitmaken / wat het is, wanneer het zijn zal, zal het zijn zoals het is.