María Zambrano en de verliefde dichter


Volgens De Spaanse dichteres en filosofe María Zambrano (1904-1991) ligt het geluk in een dichterlijk denken dat oog heeft voor het concrete. Het zit zeker niet in de filosofie, maar juist in proza en poëzie, in kunst en cultuur. Dat alles gebeurt volgens Zambrano binnen de Spaanse cultuur en dat is wat deze de buitenwereld te bieden heeft. De Spaanse cultuur wordt gedomineerd door een zg. poëtische rede, die zich zonder weerga overgeeft aan wat haar overkomt, zonder weerstand.

Zambrano´s gedachtengoed heeft veel te maken met haar vlucht in 1936 voor het Franco-regime en haar daarop volgende jarenlange ballingschap (ze kwam pas in 1984 terug in haar geboorteland, op dat moment al 80 jaar oud). Zambrano wil in haar geschriften het goede van de Spaanse cultuur vast te houden en deze vernieuwen.

De verliefde dichter
Zambrano zegt dat de dichter het leven neemt zoals het is, zonder in de redenen ervan te wroeten, zoals de filosoof. Van het mysterie, dat het uitmaakt, maakt hij zelf deel uit. Hij voelt liefde voor wat hij om zich heen ziet en voor datgene wat hij meemaakt en uit dat in zijn kunst. Daarmee lukt het hij, volgens Zambrano, een band te scheppen tussen de mensen en maakt op die wijze de wereld zoals die is aanvaardbaar en dus bewoonbaar. Zijn denken is niet geïnteresseerd in macht en haat geweld. Het wis er niet op uit om te begrijpen en de dingen in concepten te kneden en te verheffen tot iets van een hogere orde. Het respecteert de verscheidenheid en koestert die zoals het is. In zijn wereld kan iedereen zijn wie hij is.

Poëzie maakt het mogelijk zich te verzoenen met de tijd en het tijdelijke van het leven. Het geeft de mogelijkheid om van ieder ogenblik tot het uiterste te genieten. Dat brengt het geluksgevoel, ook al gaat voorbij, en is het niet mogelijk het geluk vast te houden. Het leven kan niet anders dan op den duur mislukken want aan het einde staat de dood. Alles is slechts ogenblik. Het is de ervaring van de tijd, van de tijd als iets vergankelijkheids die van de melancholie en het geluk een constant gevoel kan maken.

De relatie tussen de filosofie en de poëzie
De filosofie moet volgens Zambrano bij de poëzie te rade te gaan. Dit om er achter te komen hoe woorden kunnen ontstaan die wezenlijke gevoelens kunnen benoemen. Het is dan ook geen toeval dat bij filosofen als Nietzsche en Heidegger de dichtkunst van groot belang was en ze zich door bv. de poëzie van Hölderlin en Rilke lieten inspireren. Ook de hedendaagse filosofie is hier zeer ontvankelijk voor en in die dialoog is het werk van María Zambrano van groot belang gebleken. Aan de ene kant ziet zij de dichter als de hoogste belichaming van het wezen van de mens, maar aan de andere kant ziet zij ook heel goed dat zowel de dichter als de denker ieder maar een half mens zijn zonder dat beide helften op elkaar blijken te passen.

Het fundamentele verschil tussen de denker en de dichter is volgens Zambrano dus dat de dichter niet probeert zich aan de werkelijkheid te ontworstelen door het te benoemen, op een voetstuk te zetten en er dan hard voor weg te lopen, zoals de filosoof doet. Hij blijft trouw aan wat er om hem heen is zoals dat zich oorspronkelijk aan hem heeft voorgesteld. Hij laat zich niet losrukken. Dat kan hij ook niet want het ding zelf heeft zich in hem vastgezet. Wat de filosoof najaagt heeft zich volgens Zambrano reeds in de dichter genesteld. Maar de filosoof weigert zich het zomaar te laten schenken, zoals de dichter. Wat hij wil is door de oppervlakte heen breken en zich afvragen wat erachter verborgen zit.

Anders dan de filosofie is de poëzie echter helemaal niet uit op het bezit en de beheersing van datgene, waarover zij handelt. 'Ieder woord vereist een verwijdering ten opzichte van de werkelijkheid waarnaar het verwijst, ieder woord is eveneens een bevrijding voor wie het zegt. Wie spreekt ook al gaat het maar om de verschijningen, is niet helemaal een slaaf. Wie spreekt, ook al gaat het maar over de bont geschakeerde veelheid, heeft al een soort eenheid bereikt.' (Uit: 'María Zambrano, la visión más transparente', 2004).

Bajo la flor, la rama
sobre la flor, la estrella
bajo la estrella, el viento
¿Y más allá? Más allá ¿no recuerdas?, sólo la nada
la nada, óyelo bien, mi alma
duérmete, aduérmete en la nada
si pudiera (...)

Onder de bloem, de tak
boven de bloem, de ster
onder de ster, de wind
En verder? Verder? (herinner je het?), alleen het niets
het niets, hoor me toe, slaap
mijn ziel, slaap in in het niets
als het kon (...)


(Gedeelte uit: 'Delirio del incrédulo', María Zambrano 1950)

Tekst geëxtraeerd uit: 'Filosofie en poëzie bij María Zambrano' uit 'Helden van de geest' en Wikipedia.

Lees ook:
María Zambrano en het delirium.