De Spaanse dichter Federico García Lorca werd aan het begin van de Spaanse burgeroorlog gefusilleerd door de Nationalen, tegenstanders van de Spaanse republiek. Daarmee kwam vroegtijdig een einde aan het leven van één van de grootste dichters, die Spanje ooit gekend heeft. Pas in 1975, na de dood van Franco, werd zijn werk in ere hersteld. >> Lees verder.
Franciscus van den Enden, pionier van de directe democratie
Op 27 november 1674 werd een door martelingen zwaar mismaakte bejaarde in een rolstoel naar de galg gereden, waar hij op last van koning Lodewijk XIV zou worden opgehangen. Zijn naam was Franciscus van den Enden, een geleerd man en jaren daarvoor in Amsterdam leraar en inspirator van één van Nederlands grootste filofen, Baruch de Spinoza. Hoe had dit zover kunnen komen? >>Lees verder.
Het surrealisme in de dichtkunst
Vanwege zijn in 1924 gepubliceerde 'Manifeste du Surréalisme' wordt de dichter André Breton gezien als grondlegger en theoreticus van het surrealisme als kunststroom. Dit geschrift, dat in 1929 een vervolg zou krijgen, was de vrucht van vijf jaar proefnemingen met het automatische schrijven -rechtstreeks uit het onderbewuste- en met de hypnotische slaap. Maar al in 1917 was het Guillaume Apollinaire (1880-1918), die de volgende uitspraak deed: 'Toen de mens het lopen wilde imiteren vond hij het wiel uit, dat nauwelijks op een been lijkt. Zo was hij zonder het te weten een surrealist.' Hiermee was hij de eerste, die van het woord 'surrealisme' gewag maakte en er tegelijk betekenis aan gaf. >>Lees verder.
Armando en 'het schuldig landschap'
Hij is niet zondermeer aan te merken als dichter of als beeldend kunstenaar. Zelf ziet Armando zijn werk liever als een zg.'Gesamtkunstwerk'. Daarin komen altijd zijn oorlogservaringen naar voren. Daarvoor bedacht hij o.a. het begrip 'schuldig landschap', doelend op de omgeving waar zich gruwelijkheden hebben afgespeeld, ook al zonder enig spoor nagelaten te hebben. In zijn gedichten streeft Armando naar helderheid en compactheid, transparantie en helderheid. >>Lees verder.
Jan Campert, wie weet geslaagd in de dood
De schrijver-dichter Jan Campert is vooral bekend geworden dankzij één
gedicht, 'Lied der achttien dooden'. Daarmee beoogde hij de stem van het
verzet te zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast heeft hij
daar ook actief aan bijgedragen, nl. door een twintigtal joden te helpen
naar België te ontsnappen. Op 21 juli 1942 werd hij terwijl hij betrapt
en gearresteerd. Via o.a. Breda en Buchenwald kwam hij terecht in het
concentratiekamp Neuengamme, bij Hamburg. Daar overleed hij op 12
januari 1943 aan borstvliesontsteking. >>Lees verder.
Het literaire tijdschrift '391', elke bladzijde moest ontploffen
Het tijdschrift '391' verscheen voor het eerst in januari 1917, en werd gepubliceerd door de dadaïstische kunstenaar Francis Picabia (1879-1953). Hoewel het in principe een geheel andere intentie heeft is het in naam afgeleid van een tijdschrift, dat eerder in New York uitkwam onder de titel '291', met als oorspronkelijke bedoeling een galerie met dezelfde naam te promoten. De eerste vier uitgaven werden in Barcelona geëditeerd. >>Lees verder.
José Agustín Goytisolo, een autobiografische dichter
De Spaanse dichter José Agustín Goytisolo raakte op zijn tiende zijn moeder kwijt. Dat gebeurde in 1938 toen de Spaanse Burgeroorlog in volle gang was tijdens een bombardement van franquistische rebellen. Die gebeurtenis heeft hij zijn hele leven met zich meegedragen, iets wat in verschillende van zijn
gedichten tot uiting is gekomen. In 1993 werden al die gedichten samengebracht in de bundel 'Elegías a Juia Gay'. >>Lees verder.
De nachten van Alejandra Pizarnik
Ze schreef over kooien, wijn, bloemen en zeer zware stenen. Over bestemming, trauma's, paniekaanvallen en liefdes -soms lesbisch, dan weer niet, maar vaak gewelddadig. Haar werk is surrealistisch, mystisch, erotisch en depressief. Het is er veelal nacht, het moment waarin Alejandra Pizarnik kan wentelen in haar fragiliteit, zichzelf kan uitgeven in verschillende versies van zichzelf, een speurtocht kan ondernemen naar de liefde. 'Tal vez sea la noche la vida y el sol la muerte', schreef ze in 'La noche'. >>Lees verder.
De bevlogen voordrachten van Tsjebbe Hettinga
Omdat hun taalgebied klein is kunnen Friese dichters niet gauw op een
breed publiek -en grote bekendheid- rekenen. De keuze om in het Fries te
schrijven is dan ook lang verbonden geweest met de Fryske beweging,
ontstaan in de 19de eeuw en in de 60 jaren van de vorige eeuw
gepolitiseerd. Het 'Fries zijn' is daarbij een veel terugkerend thema.
De dichter Tsjêbbe Hettinga kan binnen die context geplaatst worden. Hij
wist echter de aandacht van ver buiten Friesland op zich te vestigen
-en met hem op de Friese poëzie in het algemeen- mede dankzij zijn bevlogen poëzieperformances. >>Lees verder.
De 'zuivere poëzie' van Juan Ramón Jiménez
Juan Ramón Jiménez publiceerde zijn eerste werken, 'Ninfeas' y 'Almas de violeta', in 1900. Nog in datzelfde jaar bleek hij er eigenlijk niet zo tevreden over te zijn, waarna hij naar exemplaren op zoek ging om ze te vernietigen. Het is niet bekend of dat iets te maken had met de dood van zijn vader en de depressie, waarin hij daardoor belandde -uiteindelijk zou Jiménez er zelfs voor worden opgenomen in een psychiatrische inrichting. Het geeft misschien wel iets aan van waar hij tijdens zijn latere dichterscarriere naar zou streven: de waarheid en het exacte -voor hem synoniem aan schoonheid. >>Lees verder.
Toon Tellegen, eerder een dichter
Voor Toon Tellegen is het gedicht een middel om te experimenteren met
het menselijke. Dat doet hij op een luchtige, filosofische wijze,
beeldend en vertellend, iets wat zijn poëzie -mede door een vrij metrum-
eerder doet lijken op proza -een proza, waarin alles mogelijk is. >>Lees verder.
De zuivere liefde van Jonathan Swift
De Ierse priester-schrijver Jonathan Swift is vooral bekend geworden van 'Gulliver's reizen'. Dat kwam voor het eerst uit in 1726 en was bedoeld als een satire op en aanklacht tegen de socio-politieke situatie van zijn tijd. Minder bekend echter is dat Swift ook gedichten schreef, waaronder 'Cadenus and Vanessa', een ode aan de zuivere liefde. Hiervoor diende de dochter van een Nederlandse koopman als zijn muze. >>Lees verder.
Anthony Kok en 'De Stijl'
Antony Kok is bij de meeste literatuurliefhebbers bekend als medeoprichter van het kunsttijdschrift De Stijl en hooguit als de auteur van één enkel gedicht: 'Nachtkroeg'. Dat laatste komt door Paul Rodenko, die het gedicht in 1954 opnam in een bloemlezing uit de poëzie der avant-garde: 'Nieuwe griffels schone leien'. Kok was daar toen erg blij mee -hij had er zich eigenlijk al bij neergelegd dat zijn literaire werk in de vergetelheid zou raken. >>Lees verder.
Het 'onophoudelijke denken' van Fernando Pessoa
Overdag was hij handelscorrespondent en free-lance vertaler, 's nachts
leidde de Portugese dichter Fernando Pessoa het werkelijke leven, te
vinden in zijn poëzie en proza. Misschien daarom dat hij nooit is
getrouwd, al schijnt hij een -waarschijnlijk platonische- relatie te
hebben gehad met zijn secretaresse. Pessoa koesterde echter de
literatuur als het hoogst bereikbare, en het dagelijkse als een middel
daartoe. Desondanks is tijdens zijn leven slechts één dichtbundel
verschenen, 'Mensagem' ('Boodschap') -een jaar voor zijn dood. >>Lees verder.
Seamus Heaney, een terugkeer naar verre Ierse voorvaderen
Seamus Heaney debuteerde in 1966 met de 'Death of a Naturalist', waarvoor hij de 'E.C. Gregory Award' kreeg. Later werd de gedichtenbundel nog drie keer bekroond: met de 'Somerset Maugham Award' en de 'Geoffrey Faber Memorial Prize' in 1968, en de 'Cholmondeley Award' in 1976. In dat licht werd hij al snel gezien als de belangrijkste Ierse dichter sinds William Butler Yeats. In 1995 ontving hij de Nobelprijs voor Literatuur voor zijn oeuvre. >> Lees verder.
'Barrio de las Letras' in Madrid, wijk der Spaanse Letteren
De Madrileense 'Barrio de las Letras' is een wijk in het centrum van de hoofdstad waar de leukste uitgaansstraatjes te vinden zijn. Vooral het plein 'Plaza de Santa Ana' is beroemd vanwege haar vele -sommige historische- bars en terrassen. De buurt heeft echter zijn naam ('Barrio de las Letras' of 'Wijk der Letteren') te danken aan het aantal grote Spaanse schrijvers, die er sinds de 16de eeuw gewoond hebben. >>Lees verder.
Annie M. G. Schmidt, kinderversjes voor een generatie Nederlanders
In mei dit jaar zal het 20 jaar geleden zijn dat de kinderversjes- en -boekenschrijfster Annie M.G. Schmidt afscheid nam van het leven. Vier jaar geleden werd al haar honderdste geboortedag nagedacht. Onder de titel 'Liefs van Annie' verschenen toen haar gebundelde brieven, een selectie van schrijfster Annejet van der Zijl. Ze is vooral bekend geworden door titels als 'Jip en Janneke' en 'Puk van de petteflet' en de televisieserie 'Ja zuster, nee zuster'. >>Lees verder.
Kavafis, dichter van de illusie
De Griekse dichter Kavafis begon rond zijn twintigste voor het eerst gedichten te schrijven. Die publiceerde hij op losse bladen, die hij dan aan goede vrienden doorgaf. Een enkele keer stelde hij van die losse bladen dan wel eens een bundeltje samen, maar nooit -in de vijftig jaar die daarop zouden volgen- achtte hij zijn werk rijp genoeg voor publicatie. Daarom is er tijdens zijn leven nooit een bundel van hem verschenen. >>Lees verder.
Thomas Tranströmer, nieuwe verbindingen met de werkelijkheid
Op 27 maart 2015 werd bekend dat de Nobelprijswinnaar voor de literatuur van 2011, de Zweedse dichter Tomas Tranströmer (Stockholm 1931) is overleden.
Tranströmer was een telg uit een Zweedse journalistenfamilie. Hij begon te schrijven op zijn dertiende en zou na zijn studie psychologie als psycholoog werken in jeugdgevangenissen.
>>Lees verder.
Tranströmer was een telg uit een Zweedse journalistenfamilie. Hij begon te schrijven op zijn dertiende en zou na zijn studie psychologie als psycholoog werken in jeugdgevangenissen.
>>Lees verder.
José Hierro, een 'brug' naar de moderne poëzie in Spanje
Ondanks dat hij geboren werd in Madrid, bracht José Hierro (Madrid, 1922-2002) een groot deel van zijn jeugd door in Cantabria. Zijn vroegste gedichten kwamen al in 1937, tijdens de Spaanse Burgeroorlog, uit in diverse republikeinse uitgaven van die tijd. Na de burgeroorlog werd hij gevangen gezet wegens het ‘steunen van politieke gevangenen’. Eén van die gevangenen was zijn eigen vader. In 1944 kwam hij vrij, waarna hij een tijdje in Valencia ging wonen. Daar nam hij deel aan het tot standbrengen van een mythologisch woordenboek en richtte hij, samen met José Luis Hidalgo, het tijdschrift Corcel op. >>Lees verder.
Hans Lodeizen, postume voorloper
Dichter Hans Lodeizen liet in 1950 zijn eerste bundel 'Het innerlijk behang' het licht zien. Lang kon hij echter niet van zijn debuut genieten. Hij leed aan leukemie en zou datzelfde jaar in een sanatorium in Lausanne daaraan overlijden. Ondanks zijn kleine productie -in 1969 kwam nog zijn 'Nagelaten werk' uit- heeft hij grote invloed gehad op zijn tijdgenoten, de Vijftigers, en generatiesdichters, die na hem kwamen. In 1951 kreeg hij postuum de Jan Campertprijs toegekend. >>Lees verder.
Wallada, liefdesgedichten uit Al-Andalus
Als dochter van een man, die als kalief van Córdoba regeerde van 1024 tot 1026, had ze natuurlijk wel wat privileges. Toch was haar liberalisme uniek voor haar tijd. Ze moet dan ook een zeer sterke persoonlijkheid hebben gehad en was daarnaast intelligent en bezat de ideale schoonheid voor die dagen: roodblond haar, blanke huid en blauwe ogen. Bovendien, vrouwen, die dichten, kwamen in Wallada's tijd maar weinig voor. >>Lees verder.
Sylvia Plath, tussen poëzie en depressie
Toen ze pas acht jaar oud was begon dichteres Sylvia Plath last te krijgen van depressies. In haar studententijd deed ze een poging tot zelfmoord, wat ertoe leidde dat ze zou worden behandeld aan een bipolaire stoornis. Ondertussen schreef ze gedichten en verhalen en publiceerde in Amerikaanse tijdschriften. In 1956 trouwde ze maar de depressies werden erger. Na haar scheiding in 1962 raakte steeds dieper in een neerwaartse spiraal terecht. Begin 1963 stak ze haar hoofd in de oven. Ze had nog wel het ontbijt voor haar kinderen klaargezet. >>Lees verder.
Gerrit Kouwenaar, stillegger van de tijd
Gerrit Kouwenaar (1923-2014) wordt tot de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied gerekend. Hij behoorde tot de rebelse Vijftigers, maar groeide later uit tot de 'éminence grise' van de Nederlandse poëzie. Zijn oeuvre heeft een enorme invloed op latere dichters. >>Lees verder.
Gabriel Celaya, synthese van de 20ste eeuwse dichtkunst in Spanje
Het was niet de bedoeling van zijn vader dat Gabriel Celaya (Hernani 1911-Madrid 1991) dichter zou worden. Hij deed dan ook aanvankelijk een technische opleiding in Madrid en werkte daarna een tijdje voor het bedrijf van zijn vader. Maar tijdens zijn studie kwam hij in contact met de dichters van de Generatie ’27 en andere intellectuelen uit de Spaanse hoofdstad. Die wekten zijn interesse in de literatuur en plaveiden zo een weg, die hem ertoe zou leiden om zich uiteindelijk aan de poëzie te wijden. >>Lees verder.
José Emilio Pacheco, vooral een dichter
De Mexicaanse dichter Emilio José Pacheco (Mexico DF, 30 juni 1939-26 januari 2014) studeerde rechten en filosofie aan de Nationale Autonome Universiteit van Mexico. Hij was de vertaler van Engelstalige schrijvers als Tennessee Williams en TS Eliot, journalist, essayist, toneel- en scenarioschrijver, en publiceerde verhalenbundels en romans. Tot zijn bekendste werk behoort "Las batallas en el desierto", dat verfilmd werd en dat ook een toneelbewerking kent.
Als dichter is Pacheco onder te brengen tot de Generatie van de Vijftiger Jaren, samen met o.a. Eduardo Lizalde, Sergio Pitol en Carlos Monsiváis. Deze laatste schreef ooit met enige ironie over hem: 'Jose Emilio Pacheco, dichter, schrijver, cultureel journalist, vertaler, bloemlezer, gelegenheidstoneelschrijver, maar vooral dichter.' Een groot deel van zijn poëzie is opgenomen in 'Tarde o temprano' (Gedichten van 1958 tot 2000), gepubliceerd door de Mexicaanse Fondo de Cultura Economica. >>Lees verder.
Als dichter is Pacheco onder te brengen tot de Generatie van de Vijftiger Jaren, samen met o.a. Eduardo Lizalde, Sergio Pitol en Carlos Monsiváis. Deze laatste schreef ooit met enige ironie over hem: 'Jose Emilio Pacheco, dichter, schrijver, cultureel journalist, vertaler, bloemlezer, gelegenheidstoneelschrijver, maar vooral dichter.' Een groot deel van zijn poëzie is opgenomen in 'Tarde o temprano' (Gedichten van 1958 tot 2000), gepubliceerd door de Mexicaanse Fondo de Cultura Economica. >>Lees verder.
Martín López Vega, dichter voor een nieuw tijdperk
Martín López-Vega (1975, Po de Llanes, Asturiës) behoort met o.a. Carlos Pardo, Abraham Gragera en David Mayor tot een lichting nieuwe Spaanse dichters, die teruggrijpt naar de poëzie van de vijftiger jaren en daarmee dankzij de kennis van buitenlandse poëzie vooruit durft te kijken naar de toekomst. Sociale overwegingen, culturele verwijzingen, vanguardistische rusteloosheid, ervaringen en persoonlijke situaties omgezet in materiële schepping zijn terug te vinden in deze dichters, die het niet ontbreekt aan de zin om een nieuw tijdperk in de evolutie van lyrische creatie te markeren. >>Lees verder.
Lêdo Ivo, de stem van degenen die er geen hebben
23-12-2012. De vandaag in Sevilla (Spanje) overleden dichter Lêdo Ivo (Maceió, 1924) was één van de belangrijkste exponenten van het de Braziliaanse Generatie van 1945, een beweging die zich verzette tegen het Modernisme van 1922. Zijn poëzie was begaan met het individu en de maatschappij en handelde over het alledaagse en het menselijke. Hij vond dat de moderne dichter zich moet interesseren in de wereld van vandaag en moet laten leiden door zijn eigen persoonlijke ervaring. >>Lees verder.
Bernlef, het alledaagse in de poëzie
Hoewel Bernlef -pseudoniem voor Hendrik Jan Marsman (1927-2012)- vooral bekend is van zijn romans en verhalen, debuteerde hij in 1959 als dichter met de bundel 'Kokkels', waarvoor hij de Reina Prinsen Geerlingsprijs ontving. >>Lees verder.
'Poetry slam', dichter bij het publiek
'Poetry slam' (naar het Engels 'slam' = smijten) werd in de jaren 70 bedacht door de Marc Smith (1949). Het is ontstaan vanuit de idee dat dichtkunst meer moest gaan leven bij het grote publiek, waarna deze Amerikaanse dichter in Chicago de eerste 'poëzieslag' organiseerde. Hij liet de dichters als boksers, compleet met bokshandschoenen, het tegen elkaar opnemen en het publiek de kans haar mening geven. Hieruit ontwikkelde zich de wedstrijdvorm van 'poetry slam', die is populair geworden vanwege de ongedwongen sfeer en de open deelname. De schifting gebeurt namelijk op basis van de voordracht pas achteraf, door de stem van het publiek. >>Lees verder.
De invloed van Theo van Doesburg op de Spaanse poëzie van de jaren 60
Na het uitéén vallen van De Stijl´ in 1928, door een ruzie met Piet Mondriaan, richtte Theo van Doesburg (1883-1931) in december 1929 in Parijs het internationale kunstenaarscollectief 'Art Concret' op. Kunstenaars die het gelijknamige manifest ondertekenden waren Marcel Wantz, Jean Hélion, Otto Gustaf Carlsund en Léon Arthur Tutundjian. Een andere deelnemer aan het collectief, Walter Schwab, ontbrak onder het manifest vanwege zijn nihilistische overtuiging. Mondriaan, die in 1929 zijn ruzie met Van Doesburg bijlegde, weigerde zich echter bij 'Art Concret' aan te sluiten. Hij vond dat de groep te ver ging in haar systematische benadering van de kunst. >>Lees verder.
Franciscus van den Enden, pionier van de directe democratie
Op 27 november 1674 werd een door martelingen zwaar mismaakte bejaarde in een rolstoel naar de galg gereden, waar hij op last van koning Lodewijk XIV zou worden opgehangen. Zijn naam was Franciscus van den Enden, een geleerd man en jaren daarvoor in Amsterdam leraar en inspirator van één van Nederlands grootste filofen, Baruch de Spinoza. Hoe had dit zover kunnen komen?
Van den Enden werd als zoon van wevers te Antwerpen gedoopt op 6 februari 1602. Als kind kreeg hij les van augustijnse monniken en later van jezuïeten. Hij studeerde uiteindelijk een jaar filosofie in Leuven en een jaar grammatica in Antwerpen, en werd vervolgens leraar in jezuïetencolleges in Mechelen, Oudenaarde, Aalst, Sint-Winoksbergen, Kassel. In 1629 besloot hij in Leuven theologie te gaan studeren om in 1633 wegens dwalingen uit de jezuïetenorde te worden ontslagen, net voordat hij zijn eeuwige gelofte zou afleggen.
Vervolgens schijnt Van den Enden samen met zijn broer, Marinus, actief geweest te zijn als uitgever en verkoper van prenten van o.a. Rubens en van Dyck. Ondertussen behaalde hij een diploma geneeskunde en schreef hij neolatijnse gedichten bij devote werken van de Spaanse augustijn Bartholomeus de los Rios y Alarcon, 'Phoenix Thenensis' (1637) en 'Hierachia Mariana' (1641).
Latijnse school in Amsterdam
Rond 1645 moet Van den Enden, inmiddels gehuwd met Clara Maria Vermeeren en vader van een dochtertje, naar Amsterdam zijn verhuisd. Daar zette hij een kunsthandel op in de Nes. Als uitgever zijn van hem enkele prenten uit die tijd bekend. In 1652 ging zijn kunstwinkel echter failliet, waarna hij een school voor Latijn opende aan het Singel.
Één van de activiteiten, die hij daar ontplooide, was het schrijven van toneelstukken, die zijn leerlingen naast verschillende klassieke stukken in de Amsterdamse schouwburg vertolkten. Hieronder valt 'Philedonius', een stuk in drie aktes geïnspireerd door de Wijsheid van Jozua Ben Sirach (1657). Onder zijn leerlingen bevonden zich behalve Spinoza ook de anatoom Theodor Kerckring (1638-93), later de echtgenoot van zijn oudste dochter, en de dichters Joannes Antonides van der Goes (1647-84) en Pieter Rixtel (1643-76).
Directe democratie
Na de dood van zijn vrouw in 1657 -het echtpaar had intussen nog een aantal kinderen gekregen, waarvan de meeste op jonge leeftijd overleden- begon Van den Enden langzamerhand de reputatie van een vrijgeest en atheïst te krijgen. Dit terwijl hij zich voor de buitenwereld als vroom katholiek bleef gedragen. In zijn geschriften uit die dagen sprak hij zich uit voor een directe democratie, tegen slavernij en bepleitte hij een gelijke opvoeding voor man en vrouw. Spinoza moet hier het één en ander van hebben meegekregen voor zijn latere filosofieën.
In die periode werkte hij samen met Pieter Cornelisz. Plockhoy aan een project voor een ideale nederzetting in het huidige Delaware (Nieuw-Nederland), getuige een pamflet, het 'Kort Verhael van Nieuw-Nederlants' (1662). Daarin geeft hij zijn visie op het politieke begrip ‘gelijkheid’, dat de staat aan iedereen in gelijke mate baat moet brengen onafhankelijk van iemands talenten, geslacht, bezit, en maatschappelijke status. Hij verzet zich daarin uitdrukkelijk tegen de idee dat gelijkheid neerkomt op gelijkschakeling; iedereen moet op gelijke wijze ruimte krijgen voor eigenheid.
Drie jaar later verscheen een ander politiek pamflet van zijn hand, de 'Vrye Politijke Stellingen', waarin een democratische staatsvorm gepropageerd wordt en de sociale en educatieve taken van de staat naar voren worden gebracht. Hij spreekt zich daarin uit voor vrijheid van spreken en het algemeen recht zich te ontwikkelen. Verder werkt hij de idee van volkssoevereiniteit uit. Volgens hem zal het volk door volksvergaderingen en onderling overleg aan ervaring en inzicht winnen. Functionarissen zullen ondertussen wel voortdurend gecontroleerd moeten worden, 'vooral diegenen die uitmunten in welsprekendheid en hebzucht'.
Complot in Parijs
In 1671 -hij was intussen hertrouwd met Catharina Medaens- verhuisde Van den Enden naar Parijs. Daar leefde hij aanvankelijk van het bereiden van cosmetica en het geven van taallessen. Nadat hij van de Sorbonne toestemming had gekregen om daar opnieuw een Latijnse school te beginnen, kwamen zijn vrouw en jongste dochters over. De school, genaamd 'Temple des Muses', was tevens een pension, waar o.a. de filosofen Antoine Arnauld (1612-94) en Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) kwamen logeren.
Dit hotel zou het hoofdkwartier worden van een complot tegen Lodewijk XIV, waarschijnlijk door Van den Enden zelf -in zijn laatste jaren 'Affinius' genoemd- opgezet. Onder de samenzweerders bevonden zich enkele ontevreden edelen, van wie de meest vooraanstaande hertog Louis de Rohan was. Het plan was om met behulp van Engels-Hollandse troepen een republiek te stichten in het koningsvijandige Normandië. Ook zouden ze de dauphin gevangennemen en doorstoten naar Versailles om de koning te vermoorden. Van den Enden stelde een Normandische grondwet op en schreef naar Brussel om landvoogd Monterey te interesseren voor zijn plan.
Verraad
Een week na dat schrijven verscheen zoals afgesproken in de Gazette de Bruxelles een positief antwoord in de vorm van een gecodeerde boodschap. Zo vertrok Van den Enden op 31 augustus 1674 naar Brussel. Tijdens zijn afwezigheid werd het complot echter aan oorlogsminister Louvois verraden door een musketier, die in het pension logeerde. Op 11 september werden de samenzweerders op discrete wijze gearresteerd. Van den Enden probeerde zes dagen later bij terugkeer nog te vluchten, maar hij werd in Le Bourget gegrepen.
Tijdens de ondervragingen in de Bastille liet Lodewijk XIV zich tweemaal per dag inlichten. Voor de 72-jarige Van de Enden hielden deze in dat zijn voeten en knieën op de zg 'brodequin' (Spaanse laarzen) werden geplet. Uiteindelijk werd hij wegens majesteitsschennis veroordeeld tot de galg en werden zijn geschriften in de openbaarheid verbrand. Hierdoor zijn de conceptgrondwet en een Franse, aangevulde tekst van de 'Vrije Politieke Stellingen' verloren gegaan. Zijn adellijke medeplichtigen werden op de Place de Grève onthoofd.
Nalatenschap
Dankzij zijn op schrift gestelde ideeën kan Van den Enden beschouwd worden als een voorloper van de Franse Revolutie, waarin vrijheid, gelijkheid en broederschap maatstaf werden voor een nieuwe samenleving, en als een theoreticus van een eerste vorm van directe democratie.
Van den Enden werd als zoon van wevers te Antwerpen gedoopt op 6 februari 1602. Als kind kreeg hij les van augustijnse monniken en later van jezuïeten. Hij studeerde uiteindelijk een jaar filosofie in Leuven en een jaar grammatica in Antwerpen, en werd vervolgens leraar in jezuïetencolleges in Mechelen, Oudenaarde, Aalst, Sint-Winoksbergen, Kassel. In 1629 besloot hij in Leuven theologie te gaan studeren om in 1633 wegens dwalingen uit de jezuïetenorde te worden ontslagen, net voordat hij zijn eeuwige gelofte zou afleggen.
Vervolgens schijnt Van den Enden samen met zijn broer, Marinus, actief geweest te zijn als uitgever en verkoper van prenten van o.a. Rubens en van Dyck. Ondertussen behaalde hij een diploma geneeskunde en schreef hij neolatijnse gedichten bij devote werken van de Spaanse augustijn Bartholomeus de los Rios y Alarcon, 'Phoenix Thenensis' (1637) en 'Hierachia Mariana' (1641).
Latijnse school in Amsterdam
Rond 1645 moet Van den Enden, inmiddels gehuwd met Clara Maria Vermeeren en vader van een dochtertje, naar Amsterdam zijn verhuisd. Daar zette hij een kunsthandel op in de Nes. Als uitgever zijn van hem enkele prenten uit die tijd bekend. In 1652 ging zijn kunstwinkel echter failliet, waarna hij een school voor Latijn opende aan het Singel.
Één van de activiteiten, die hij daar ontplooide, was het schrijven van toneelstukken, die zijn leerlingen naast verschillende klassieke stukken in de Amsterdamse schouwburg vertolkten. Hieronder valt 'Philedonius', een stuk in drie aktes geïnspireerd door de Wijsheid van Jozua Ben Sirach (1657). Onder zijn leerlingen bevonden zich behalve Spinoza ook de anatoom Theodor Kerckring (1638-93), later de echtgenoot van zijn oudste dochter, en de dichters Joannes Antonides van der Goes (1647-84) en Pieter Rixtel (1643-76).
Directe democratie
Na de dood van zijn vrouw in 1657 -het echtpaar had intussen nog een aantal kinderen gekregen, waarvan de meeste op jonge leeftijd overleden- begon Van den Enden langzamerhand de reputatie van een vrijgeest en atheïst te krijgen. Dit terwijl hij zich voor de buitenwereld als vroom katholiek bleef gedragen. In zijn geschriften uit die dagen sprak hij zich uit voor een directe democratie, tegen slavernij en bepleitte hij een gelijke opvoeding voor man en vrouw. Spinoza moet hier het één en ander van hebben meegekregen voor zijn latere filosofieën.
In die periode werkte hij samen met Pieter Cornelisz. Plockhoy aan een project voor een ideale nederzetting in het huidige Delaware (Nieuw-Nederland), getuige een pamflet, het 'Kort Verhael van Nieuw-Nederlants' (1662). Daarin geeft hij zijn visie op het politieke begrip ‘gelijkheid’, dat de staat aan iedereen in gelijke mate baat moet brengen onafhankelijk van iemands talenten, geslacht, bezit, en maatschappelijke status. Hij verzet zich daarin uitdrukkelijk tegen de idee dat gelijkheid neerkomt op gelijkschakeling; iedereen moet op gelijke wijze ruimte krijgen voor eigenheid.
Drie jaar later verscheen een ander politiek pamflet van zijn hand, de 'Vrye Politijke Stellingen', waarin een democratische staatsvorm gepropageerd wordt en de sociale en educatieve taken van de staat naar voren worden gebracht. Hij spreekt zich daarin uit voor vrijheid van spreken en het algemeen recht zich te ontwikkelen. Verder werkt hij de idee van volkssoevereiniteit uit. Volgens hem zal het volk door volksvergaderingen en onderling overleg aan ervaring en inzicht winnen. Functionarissen zullen ondertussen wel voortdurend gecontroleerd moeten worden, 'vooral diegenen die uitmunten in welsprekendheid en hebzucht'.
Complot in Parijs
In 1671 -hij was intussen hertrouwd met Catharina Medaens- verhuisde Van den Enden naar Parijs. Daar leefde hij aanvankelijk van het bereiden van cosmetica en het geven van taallessen. Nadat hij van de Sorbonne toestemming had gekregen om daar opnieuw een Latijnse school te beginnen, kwamen zijn vrouw en jongste dochters over. De school, genaamd 'Temple des Muses', was tevens een pension, waar o.a. de filosofen Antoine Arnauld (1612-94) en Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) kwamen logeren.
Dit hotel zou het hoofdkwartier worden van een complot tegen Lodewijk XIV, waarschijnlijk door Van den Enden zelf -in zijn laatste jaren 'Affinius' genoemd- opgezet. Onder de samenzweerders bevonden zich enkele ontevreden edelen, van wie de meest vooraanstaande hertog Louis de Rohan was. Het plan was om met behulp van Engels-Hollandse troepen een republiek te stichten in het koningsvijandige Normandië. Ook zouden ze de dauphin gevangennemen en doorstoten naar Versailles om de koning te vermoorden. Van den Enden stelde een Normandische grondwet op en schreef naar Brussel om landvoogd Monterey te interesseren voor zijn plan.
Verraad
Een week na dat schrijven verscheen zoals afgesproken in de Gazette de Bruxelles een positief antwoord in de vorm van een gecodeerde boodschap. Zo vertrok Van den Enden op 31 augustus 1674 naar Brussel. Tijdens zijn afwezigheid werd het complot echter aan oorlogsminister Louvois verraden door een musketier, die in het pension logeerde. Op 11 september werden de samenzweerders op discrete wijze gearresteerd. Van den Enden probeerde zes dagen later bij terugkeer nog te vluchten, maar hij werd in Le Bourget gegrepen.
Tijdens de ondervragingen in de Bastille liet Lodewijk XIV zich tweemaal per dag inlichten. Voor de 72-jarige Van de Enden hielden deze in dat zijn voeten en knieën op de zg 'brodequin' (Spaanse laarzen) werden geplet. Uiteindelijk werd hij wegens majesteitsschennis veroordeeld tot de galg en werden zijn geschriften in de openbaarheid verbrand. Hierdoor zijn de conceptgrondwet en een Franse, aangevulde tekst van de 'Vrije Politieke Stellingen' verloren gegaan. Zijn adellijke medeplichtigen werden op de Place de Grève onthoofd.
Nalatenschap
Dankzij zijn op schrift gestelde ideeën kan Van den Enden beschouwd worden als een voorloper van de Franse Revolutie, waarin vrijheid, gelijkheid en broederschap maatstaf werden voor een nieuwe samenleving, en als een theoreticus van een eerste vorm van directe democratie.
Rutger Kopland, psychiatrie en poëzie
15-7-2012 De vier dagen geleden overleden dichter en schrijver Rutger Kopland werd geboren als Hendrik Rutger P. van den Hoofdakker. Dat gebeurde in Goor op 4 augustus 1934. In 1959 studeerde hij af in de geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1966 debuteerde hij met de dichtbundel 'Onder het vee', waarvoor hij in datzelfde jaar de Jan Campertprijs ontving. >>Lees verder.
Gerrit Komrij, een veelzijdig dichter/schrijver
6-7-2011 De vandaag overleden schrijver Gerrit Komrij (1944-2012) was misschien wel één van de productiefste schrijvers binnen het Nederlandse taalgebied. In 1968 debuteerde hij met de poëziebundel 'Maagdenburger halve bollen en andere gedichten', waarna er nog vele zouden volgen. Verder schreef hij o.a. proza, bloemlezingen, vertalingen en recensies.
>>Lees verder.
>>Lees verder.
Jan Lauwereyns wint de VSB Poëzieprijs 2012
De gedichtenbundel 'Hemelsblauw' van de Vlaamse dichter Jan Lauwereyns (13 mei 1969) is op 25 januari 2012 uitgeroepen tot winnaar van de VSB Poëzieprijs 2012, een jaarlijkse prijs voor Nederlandstalige poëzie. Dit werd bekend gemaakt tijdens de prijsuitreiking in de Nicolaïkerk in Utrecht. Lauwereyns ontvangt een geldbedrag van 25.000 euro en een glaskunstwerk van kunstenares Maria Roosen.
>>Lees verder.
>>Lees verder.
Een zakdoek voor de tranen van Francisca Aguirre
Toen 18 november 2011 bekend werd gemaakt door het Spaanse Ministerie van Cultuur dat de dichteres Francisca Aguirre Benito (Alicante 1930) de 'Premio Nacional de la Poesía 2011' (de Nationale Poëzieprijs in Spanje) had gewonnen was er eindelijk een beetje gerechtigheid gedaan. Hoewel Francisca Aguirre vanwege haar leeftijd tot de generatie van de jaren '50 behoort, heeft het feit dat ze op zulke late leeftijd debuteerde (42 jaar) ervoor gezorgd dat ze lange tijd zonder al te veel erkenning bleef -al won haar debuutbundel 'Ítaca' (1972) nog wel de Leopoldo Panero prijs.
Toch is echte erkenning pas de laatste jaren gegroeid. Zelf zegt ze daarover dat ze nooit haast heeft gehad, want ´kunst is lang en bovendien niet belangrijk genoeg, want wat belangrijk is is het leven zelf'.
>>Lees verder.
Toch is echte erkenning pas de laatste jaren gegroeid. Zelf zegt ze daarover dat ze nooit haast heeft gehad, want ´kunst is lang en bovendien niet belangrijk genoeg, want wat belangrijk is is het leven zelf'.
>>Lees verder.
De vruchtbare treinreizen van Pierre Kemp
Dat is een spiegel en dit ben ik,
glas en vlees van het ogenblik.
Ik ga er bloemen en kaarsen bij zetten
en om het recht een boek met wetten.
Dan een likeur en ik erken
dat ik zo langzaam een stilleven ben.
De Maastrichtse dichter Piere Kemp (1886-1967) wilde eigenlijk componist worden, maar leerde daarentegen schilderen bij de beeldend kunstenaar Robert Graafland (1875-1940). Tussen 1900 en 1913 was hij daarna plateelschilder bij de 'Société Céramique'.
>>Lees verder.
Abonneren op:
Posts (Atom)